donderdag 26 maart 2009

De nietsnut

Een waar gebeurd verhaal

Op een doordeweekse dag wordt Janssen ontboden bij de chef. Hij weet meteen dat het mis is. Hij hoeft nooit op rapport. De chef is aangesteld om de afdeling planologie van het departement te reorganiseren. Zoals de politiek belooft en de moderne burger wil: meer kwaliteit en transparantie door minder ambtenaren en voor minder geld.
'Janssen,' zegt de chef. 'Je weet ongetwijfeld waarom je hier bent.'
Janssen knikt voorzichtig ja, zegt dan 'nee'.
De chef schikt zijn papieren.
'Het zijn zware tijden, Janssen. 'We hebben overheidstekorten, omvallende banken en bedrijven, verdampende pensioenen. Kortom, crisis. Het gaat me aan het hart, al die hardwerkende Nederlanders die op straat komen te staan. Tragisch, heel tragisch. Maar dat is economie, Janssen.' Die zwijgt.
De chef leunt achterover en ademt diep in.
'En hier moeten al die ambtenaren betaald worden. Maar de overheid moet krimpen. Overbodige ambtenaren worden geschrapt.'
Janssen blijft zwijgen. Hij heeft zich ruim vijfentwintig jaar voorbereid op dit gesprek.
'Jij bent hier het langst van allemaal, Janssen. Niemand weet beter of je was er,'
vervolgt de chef, 'Ik heb geïnventariseerd wie precies wat doet. Er zijn veel functies die helemaal niets voorstellen maar die royaal worden beloond. Of veel werk dat dubbel wordt gedaan. Je weet, dubbel werk komt uiteindelijk maar half af.'
Bij deze wijsheid kijkt hij Janssen diep in de ogen.
'Bij jouw dossier stond ik werkelijk perplex. Ik kon geen functie vinden, geen werkzaamheden en geen correspondentie. Ook geen e-mailadres, geen telefoonnummer en zelfs geen bureau waar ik een uitnodiging voor dit gesprek kon achterlaten.'
Dat weet Janssen. Hij hoorde van Sonja dat de chef hem wilde spreken. Met haar drinkt hij iedere dinsdag en vrijdag om half tien koffie. Ze heeft een aan drank en internetporno verslaafde vriend en meestal een opkomende depressie.
'Hoe is dit zo gekomen?,' vraagt de chef.
Lang geleden, bijna dertig jaar, was hij eens meegekomen met een kennis. Die had hem een klusje op de verzendadministratie gegeven. Twee dagen was hij daarmee bezig geweest. Hij had zijn uren gedeclareerd en was op de loonlijst beland.
Sindsdien krijgt hij maandelijks een modaal ambtenarensalaris gestort. Iedere ochtend arriveert hij stipt op tijd. Een eigen plaats heeft hij niet en opdrachten heeft hij nooit meer gekregen. Van werken houdt Janssen niet. Werk is voor mensen die niets te doen hebben.
Hij zwerft over de afdelingen van koffieautomaat naar koffieautomaat. Hij houdt de vakliteratuur bij, volgt relevante discussies, keuvelt met deze en gene en luistert vooral naar ieders verhalen. Van velen weet hij meer dan hun eigen man of vrouw ooit zal weten.
Ik was hier al toen die druiloor in de luiers lag, denkt Janssen. Vlotte praatjes altijd over statistieken, skills en targets, maar heeft hij ooit iets voor de mensen hier betekend?
'Ik weet het niet,' zegt Janssen, 'het ging gewoon zo.'
'Ik heb rondgevraagd,' vervolgt de chef, 'niemand weet precies wat jij doet. Je vertoont je op het hele departement met een minuscuul opschrijfboekje, een potlood, wat tijdschriften en koffie. Bij vergaderingen en recepties zit je altijd ergens achteraan. Ik heb opgeteld wat je onze samenleving al die jaren hebt gekost. Je bent wel de koning der nietsnutten, nietwaar?'
'U zegt het,' zegt Janssen.
'Janssen,' zegt de chef dan iets vriendelijker, 'Iedereen mag je graag. Je bent altijd in voor een praatje en je bent een luisterend oor voor iedereen. Je hoort bij de inventaris van dit departement, het meubilair. Maar hier wordt gewerkt, niet rondgehangen. Je hoeft niet weer te komen.'
Janssen gaat naar koffieautomaat 17. Daar staat Merel, van inkomende post en de mislukte borstvergrotingen.
'Ik ben ontslagen,' zegt hij. Merel kijkt hem onthutst aan.
Het nieuws gaat snel rond. Vanaf half drie stromen e-mails binnen bij de chef.

“Janssen moet blijven. Hij is de enige die nog tijd heeft voor een praatje 's ochtends. Groet, de portiersdienst.”

Of: “Geef Janssen alstublieft zijn werk terug. Door hem kan ik een psychiater uitsparen. Please. Sonja.”

Een ander bericht is van een oud-minister:
Geachte Chef,
“Zojuist vernam ik dat u de heer Janssen ontslagen hebt. Ik wil u dringend adviseren dit besluit te herroepen. Zonder de adviserende en sturende rol van de heer Janssen zou ons land er slecht voor staan. Meer hierover vindt u in de bijlage.”

Verveeld klikt de chef de berichten weg. Zijn besluit staat vast. Janssens horen hier niet en Janssens horen niet in de maatschappij. Zelfs de regering kan daar niets aan veranderen
Om half vijf stipt zoekt Janssen zijn spullen bij elkaar. Een paar tijdschriften, pennen en twee opschrijfboekjes. Hij gaat naar automatisering om Mark en Gerard de hand te drukken. Gerard bezocht hij vaak na diens motorongeluk. Mark sliep ooit op zijn bank toen hij had gerotzooid met Ellie van de kantine. 'Niet weer doen,' had Janssen na twee weken gezegd en hem weer naar huis gestuurd.
Graag zou hij afscheid nemen van de minister. Iedere minister werd er op zijn derde dag op gewezen dat hij zich even moest voorstellen aan Janssen. Janssen informeert maandelijks voorzichtig hoe zijne excellentie het maakt, en als de griep heerst wekelijks. Ook is Janssen de enige op het departement die weet van het contact-met-jezelfyoga van de vorige minister.
Het hele ministerie weet inmiddels over het ontslag. Iedereen die Janssen ziet geeft hem een hand.
'Hou je taai,' zeggen ze, 'kom nog eens buurten'. Alleen Kees bromt 'werd tijd voor die uitvreter'. Kees had drie ton op IJsland.
Hij komt bij Sonja's bureau. Ze barst in tranen uit. Janssen omhelst haar, streelt over haar haren en fluistert 'het komt goed, meisje'.
Dan gaat hij. Ze zwaaien hem uit.
'Het komt goed,' zegt hij, 'ik kom nog eens terug. Always look on the bright side of life. Het beste allemaal.'
Nadat hij dit gezegd heeft loopt Janssen de deur uit. Hij steekt de straat over en een passerende vrachtauto onttrekt hem aan hun ogen.
Op het departement heeft niemand hem ooit weer gezien.

2 opmerkingen: